[rev_slider alias="landing"]

Tijdlijn

Tijdlijn

5 mei 1945

De Duitse troepen in Nederland hebben gecapituleerd.

We hoorden nog telkens schieten, in de stad en zo. Er kwamen er een paar uit de stad en die zeiden, dat de moffen en de ondergrondse aan het vechten ware. De ondergrondse heeft het verloren, er zijn nog enkele slachtoffers gevallen ook.

Greetje Bouma (15 jaar)
 
Foto 1: Elfriede Ingenkamp (17 jaar) (Yad Washem) gedood door verdwaalde Duitse kogels.
Foto 2: Frans van Opijnen (13 jaar) (familiebezit / Wichard Maassen) gedood door verdwaalde Duitse kogels.

7 mei 1945
7 mei 1945

De Canadezen zouden in de stad zijn. We hoorden gauw, dat ’t eenvoudig een groep telefoontechnici van ’t geallieerde leger was, die vooruit gezonden was om de telefoon in orde te maken. Ik ben er wezen kijken. Een vreemd gezicht. Gebouw der Centrale werd als steeds model bewaakt door de Duitsers terwijl boven de Canadezen aan t werk waren.

H. Blijdenstijn (62 jaar)

Foto: Canadese motorfietsen rijden over de Utrechtsestraat, terwijl bewapende Duitse militairen toekijken (Archief Eemland)

7 mei 1945
7 mei 1945

‘Honderden kaalgeknipte koppen, gezichten met diepe, harde lijnen. Dat waren de kerels waarin de Duitschers niets hadden kunnen breken.’

Dat schrijft oorlogscorrespondent Tom van Beers, die samen met fotograaf Willem van de Poll op 7 mei 1945 Kamp Amersfoort binnenrijdt. Zij rijden mee met een kleine colonne voertuigen van een Britse verkenningseenheid van de 49th West Riding Infantry Division (Polar Bear), onderdeel van de 1st Canadian Army.
 
Foto: Gevangenen in Kamp Amersfoort verdringen zich om de eerste Britse pantserwagen. (Willem van de Poll – Anefo / Archief Eemland)

8 mei 1945
8 mei 1945

’s Middag trekt er een onafgebroken stroom auto’s, vrachtauto’s en tanks langs ons heen; alles passeert ons huis, ook wat voor Utrecht en Amsterdam bestemd is.  Kinderen, jongens en meisjes beklimmen de tanks en laten zich einden meenemen. De Engelsen en Canadezen blijven geduldig en beminnelijk; zij laten zich toejuichen, kushanden en bloemen toewerpen en wenken vrolijk het V – teken terug.
H.Blijdenstijn (62 jaar)
 

Foto: Geallieerde voertuigen in de Langestraat, 8 mei 1945. (Foto Fortgens / Archief Eemland)

10 mei 1945
10 mei 1945

Toen zijn we door de Breestraat naar de Markthal gegaan en daar was het zo druk. Daar zaten NSB’ers in en sommige kregen een kale kop. Ze werden binnen verhoord, en toen buiten door langs de mensen heen, naar het andere gebouw gebracht. Als er een naar buiten kwam, een gejoel en geschreeuw. De mensen die ze naar het andere gebouw brachten, gaven ze, voordat ze de deur ingingen een schop.

Greetje Bouma (15 jaar)

 

Foto:  Op 14 mei 1945 wordt een NSB’er naar de Markthal aan de Breestraat gebracht, begeleid door een lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. (Fortgens / Archief Eemland)

12 mei 1945
12 mei 1945

Ik begon m’n dag met om 7.45 uur in de rij te gaan staan voor een uitdeling van een Geallieerde zending: corned beaf, brood, biscuits en chocolade. Ik stond tot 12 uur en was bekaf toen ik thuis kwam.

Anneke van der Lely (15 jaar)

 

Foto: Op 12 mei 1945 staan op de Leusderweg mensen in de rij bij een voedseluitdeling. (Fortgens / Archief Eemland)

2 augustus 1945
2 augustus 1945

In Amersfoort zijn thans 12.000 Canadezen.

W.J. Vaatstra (64 jaar)

 

Foto: Borden op de Varkensmarkt wijzen naar Canadese legeronderdelen, onderkomens en clubs, ca juli 1945 (foto Leo Breijer / Archief Eemland).

Plattegrond van Amersfoort voor Canadese militairen, 1945.

Greetje Bouma

Greetje Bouma (1930) woont met haar ouders en één jaar jongere zus Tinie in de Reigerstraat 26. Op 7 oktober 1944 begint de 14-jarige Greetje met haar dagboek; zij houdt het vol tot in juni 1945.

Jules Frank

Jules Frank (1886) woont met zijn vrouw Flora aan de Johannes van Dieststraat 13 en werkt in een Joodse slagerij. Hij is actief binnen de Joodse gemeenschap en bestuurslid van de Oranjevereniging. In zijn dagboek beschrijft hij het wel en wee van de Amersfoortse Joden vanaf 16 augustus 1942, wanneer een aantal van hen wordt gedeporteerd. Hij sluit het af op 14 april 1943, als hij Amersfoort moet verlaten.

Geurt Snabel

Geurt Snabel (1929) woont met zijn ouders en zijn drie jaar oudere zus aan de Leusderweg 161, boven het meubelmagazijn van de familie. In 2015 vertelt Geurt over zijn belevenissen als kind in de oorlog.

Nel Vonk

Nel Vonk (1926) woont samen met haar oudere zus Bep boven de banketbakkerij van haar vader in de Langestraat 87. Haar vader is fel anti-Duits: hij biedt onderdak aan onderduikers en helpt het verzet. In 1944 wordt er een geheime telefooncentrale aangelegd op zolder, zodat verschillende verzetsgroepen contact met elkaar kunnen houden. Nel Vonk vertelt er later over.

Witte Jan (W.J.) Vaatstra

Witte Jan (W.J.) Vaatstra (1881) woont op de Arnhemseweg nummer 72 met zijn vrouw die hij Moe noemt. Hij is directeur van het secretariaat van Ons Belang, de vereniging van onderofficieren van het Nederlandse leger. Hij begint op 22 augustus 1939 met zijn dagboek: ‘ ik [zal] trachten dagelijks notities te maken van wat op mij in deze oorlog de meeste indruk maakte’. Hij houdt dat 46 ‘cahiers’ (schriften) vol en eindigt in november 1949 ‘Met de wens voor een gelukkig, vredig leven voor mijn toekomstige lezers wordt dit dagboek thans besloten.’

Bep van den Born

Bep van den Born (1931) woont met haar vader, moeder en twee zusjes en een broertje aan de Van Oldenbarneveltlaan 28. Haar vader is predikant van de Gereformeerde Kerken (vrij gemaakt). Ze begint met haar dagboek op 17 september 1944, als de Geallieerden beginnen met Operatie Market Garden bij Arnhem.

Honoré (H.O.B.) Blijdenstijn

Honoré (H.O.B.) Blijdenstijn (1883) woont aan de Utrechtseweg nummer 99, met zijn vrouw Roos en hond Kootje. Hij is rector van de Rijkskweekschool aan de Herenstraat in de binnenstad. Zijn dagboek begint hij op 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval in Nederland en eindigt precies vijf jaar later, op 10 mei 1945 met de woorden ‘En nu zet ik onherroepelijk een streep onder dit dagboek. Ik heb 5 jaar lang de waarheid gezocht met ijver en zo objectief mogelijk ingesteld.’